HR 03-01-1978, NJ 1978, 627 Ronde Klip

Your ads will be inserted here by

Easy Plugin for AdSense.

Please go to the plugin admin page to
Paste your ad code OR
Suppress this ad slot.

NJ  1978 , 627

HOGE RAAD (Strafkamer)

3 januari 1978, nummer 69025.

(Mrs. Moons, Fikkert, Royer, Van den Blink,

Wijnholt).

DD 78.098.

 

Regeling

 

Sr. art. 287; Sr. N.A. art. 300; Sv. artt. 339 en 359; Sv. N.A. art. 206

Essentie

 

Toereikend bewijs van — voorwaardelijk — opzet op levensberoving.

De feiten en omstandigheden in req.s verklaringen in het ambtsedig p.-v. bezitten redengevende kracht.

Samenvatting

 

Het is van algemene bekendheid, dat het dichtdrukken van de keel van een persoon zodat deze geen adem kan halen en zo lang dat diens lippen paars worden … enz., niet zelden diens dood ten gevolge heeft. Het Hof heeft hieruit mede kunnen afleiden dat req. zich welbewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat M. ten gevolge van zijn handelwijze zou overlijden.

Tekst

 

Op het beroep van Benjamin Franklin G., geboren op Curacao op 7 okt. 1950, van beroep tijdschrijver, wonende op Curacao, ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curacao, req. van cassatie tegen een vonnis van het Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen van 8 febr. 1977, waarbij in hoger beroep — met vernietiging van een vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg, zittingsplaats Curacao, van 27 okt. 1976 — de req. is vrijgesproken van het hem primair ten laste gelegde en ter zake van ‘doodslag’ is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van acht jaar.

De Hoge Raad, enz.;

Gelet op de middelen van cassatie, namens de req. door Mr. J.W. Lely, adv. te ‘s‑Gravenhage, voorgesteld bij schriftuur en toegelicht bij pleidooi, luidende:

I

‘Schending en/of verkeerde toepassing van het recht alsmede verzuim van vormen, op straffe van nietigheid voorgeschreven, omdat uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet volgt en/of kan volgen dat req. opzettelijk Winnie Irena Molina van het leven berovend alstoen aldaar opzettelijk met kracht gedurende enige tijd de keel van genoemde Winnie Irena Molina heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden tengevolge waarvan deze laatste terstond, althans na enige tijd, is overleden.

II

Schending van het recht alsmede verzuim van vormen op straffe van nietigheid voorgeschreven, omdat niet redengevend voor de bewezenverklaring kunnen zijn de feiten en omstandigheden

a

vermeld in de door req. bij zijn verhoor door de R–C afgelegde verklaring voorzover inhoudende: ‘Ik werd toen bang en liet haar los, maar het was al te laat’.

b

vermeld in de door req. op 9 dec. 1975 tegenover de verbalisant Francisco afgelegde verklaring voorzover inhoudende: ‘Hierna heb ik haar bij haar naam geroepen en haar met mijn hand een paar klappen tegen het gezicht gegeven met de bedoeling om haar tot bewustzijn te brengen. Ik dacht namelijk dat zij bewusteloos was geworden, doch na enige tijd constateerde ik dat zij geen teken van leven meer gaf’ ’;

Your ads will be inserted here by

Easy Plugin for AdSense.

Please go to the plugin admin page to
Paste your ad code OR
Suppress this ad slot.

Gehoord de Adv.-Gen. Remmelink, enz.;

  1. dat req. in zijn — onbeperkt ingesteld — beroep, niet kan worden ontvangen, voor zover dit tegen de gegeven vrijspraak is gericht;
  2. dat bij het bestreden vonnis ten laste van de req. is bewezen verklaard:

dat hij op het eiland Curacao op 2 dec. 1975 opzettelijk Winnie Irena Molina van het leven berovend alstoen aldaar opzettelijk met kracht gedurende enige tijd de keel van genoemde Winnie Irena Molina heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, tengevolge waarvan genoemde Winnie Irena Molina terstond, althans na enige tijd, is overleden;

  1. dat tot de bewijsmiddelen, waarop het Hof die bewezenverklaring heeft doen steunen, behoren:

1

een p.-v. van 9 dec. 1975 van verhoor door de Rechter in het Gerecht in Eerste Aanleg, zittingsplaats Curacao, optredende als R–C belast met de instructie van strafzaken, tijdens voorlopige informatien, voor zover inhoudende de verklaring van req., zakelijk weergegeven:

Op 2 dec. 1975 reed ik met mijn meisje Winnie in de auto. Zij heeft toen een paar maal, eerst op de Rijkseenheidboulevard en de tweede keer bij Ronde Klip, geprobeerd uit de rijdende auto te springen, wat ik haar belette. Na de 2de keer werd ik erg kwaad en na de auto tot stilstand te hebben gebracht, heb ik haar keel met beide handen vastgegrepen en dicht gedrukt zodat zij geen adem kon halen. Ik zag toen dat haar lippen paars werden en haar tong uit de mond kwam. Ik werd toen bang en liet haar los, maar het was al te laat;

2

een ambtsedig p.-v. no. 306/1976 (Rech), gesloten te Willemstad op 15 juni 1976 en opgemaakt door Udemar Jacques Leo Isidora, Enrique Simplicio Louis Kirindongo en Rogelio Juan Francisco, resp. agent en hoofdagenten bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, en Jozef Hildo Isidora, Oswin Patricio Escolastica, Jorge Minguel de Windt, Jose Maria Pinedoe en Marcelino Erasmo Thielman, allen agent eerste klasse bij genoemd korps, voor zover inhoudende de door req. op 9 dec. 1975 tegenover verbalisant Francisco voornoemd afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Ik zag dat er schuim uit haar mond kwam toen ik haar los liet. Verder zag ik dat haar hoofd naar rechts helde. Hierna heb ik haar bij haar naam geroepen en haar met mijn hand een paar klappen tegen het gezicht gegeven met de bedoeling om haar tot bewustzijn te brengen. Ik dacht namelijk dat zij bewusteloos was geworden, doch na enige tijd constateerde ik dat zij geen teken van leven meer gaf. Ik zocht toen naar een modus om van het lijk af te komen, en besloot om het levenloze lichaam van Winnie Irena Molina in de kofferbak van de auto te plaatsen. Daartoe maakte ik de kofferbak van de auto open, vervolgens heb ik het karton op de bodem van de kofferbak uitgenomen, zodat de ruimte van die kofferbak groter werd. Daarna heb ik het lijk uit de auto genomen en in de kofferbak gezet;

  1. omtrent het eerste middel:

dat het Hof uit de voormelde inhoud van beide bovenstaande bewijsmiddelen heeft kunnen afleiden, dat req. met kracht gedurende enige tijd de keel van Winnie Irena Molina heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, terwijl uit de in die bewijsmiddelen vervatte en door het Hof als vaststaand aangenomen feiten en omstandigheden voortvloeit, dat die handelwijze van req. op zodanige wijze heeft plaats gevonden dat Molina geen adem kon halen en dat deze zolang heeft voortgeduurd, dat de lippen van Molina paars werden, haar tong uit de mond kwam, schuim op haar mond kwam en haar hoofd helde;

dat het van algemene bekendheid is, dat het dichtdrukken en/of dichtgedrukt houden van de keel van een persoon op een wijze als voormeld en gedurende zo lange tijd dat zich vorenbedoelde verschijnselen bij die persoon voordoen, niet zelden diens dood tengevolge heeft;

dat het Hof — hiervan uitgaande — heeft kunnen aannemen dat ook req. zich bewust moet zijn geweest van de aanmerkelijke kans van het intreden van de dood bij Molina, toen hij haar keel op de wijze en gedurende de tijd als voormeld dichtdrukte en/of dichtgedrukt hield;

dat het Hof vervolgens hieruit en uit de eveneens in voormelde bewijsmiddelen voorkomende en als vaststaand aangenomen omstandigheid, dat req. wegens de pogingen van Molina uit de rijdende auto te springen erg kwaad werd, heeft kunnen afleiden dat req. — ondanks voormelde bewustheid, uit kwaadheid jegens Molina handelende als voorschreven — zich welbewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat Molina tengevolge van zijn handelwijze zou overlijden;

dat het Hof aldus uit de inhoud van beide bovenvermelde bewijsmiddelen de opzet — in de zin van voorwaardelijk opzet — van req. op de levensberoving als bewezen heeft kunnen aannemen;

dat hieraan niet vermogen af te doen de omstandigheden dat req. — toen het ‘al te laat’ was — bang werd, Molina los liet en haar klappen tegen het gezicht gaf met de bedoeling haar alsnog tot bewustzijn te brengen, daar een en ander het bestaan hebben van vorenbedoeld opzet voordat de dood bij Molina intrad niet uitsluit;

dat derhalve het middel — dat blijkens de daarop gegeven toelichting de genoegzaamheid van het bewijs van req.s opzet op de levensberoving beoogt te bestrijden — ongegrond is;

  1. omtrent het tweede middel:

dat de daarin vermelde feiten en omstandigheden redengevende kracht bezitten t.a.v. het gedeelte van de bewezenverklaring, dat Winnie Irena Molina tengevolge van het dichtdrukken en/of dichtgedrukt houden door req. van haar keel is overleden, zodat ook dit middel niet tot cassatie kan leiden;

Verklaart req. niet-ontvankelijk in zijn beroep, voor zover dit tegen de gegeven vrijspraak is gericht;

Verwerpt het beroep voor het overige.

Conclusie

 

Adv.-Gen. Mr. Remmelink

In deze Antilliaanse strafzaak, waarin het Hof in appel req. heeft veroordeeld terzake van doodslag (tot acht jaar gevangenisstraf) tegen welk Hofvonnis hij zich van beroep in cassatie heeft voorzien zijn namens hem twee middelen in cassatie voorgesteld, welke bij pleidooi zijn toegelicht.

In middel I klaagt req. erover, dat het Hof uit de bewijsmiddelen niet zou hebben kunnen afleiden, dat req.s opzet (ook al neemt men dat ruim, zodat ook het voorwaardelijk opzet daaronder wordt begrepen) gericht was op de dood van het slachtoffer. Er zou slechts ‘culpa’ t.a.v. het gevolg inzitten, want niet is gebleken, dat req. zeer hard heeft geknepen enz. Het komt mij voor, dat het middel faalt, aangezien het Hof req.s voor het bewijs gebezigde tegenover de R–C afgelegde verklaring, dat hij het slachtoffer, de jonge vrouw, met beide handen bij de keel heeft vastgegrepen en dit lichaamsdeel heeft dichtgedrukt, zodat zij geen adem kon halen, en toen zag, dat haar lippen paars werden en haar tong uit de mond kwam, aldus heeft kunnen verstaan, dat req. zodanig krachtig en langdurig te werk zal zijn gegaan, dat de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou bezwijken ook in de voorstelling van req. aanwezig zal zijn geweest. Weliswaar verklaart hij, dat hij, toen hij de zoeven vermelde verschijnselen bij haar zag, heeft losgelaten, maar toen was het, zoals hij ook zelf zegt, al te laat. Beslissend zal hier zijn het inzicht waarover blijkens de ervaring volwassen mensen in de regel beschikken (HR 12 mei 1964, NJ 1965, 26; vgl. Hazewinkel-Suringa, zevende druk, p. 113). Slechts wanneer iemand van elk inzicht in de draagwijdte van dergelijke gedragingen is verstoken (HR 22 juli 1963, NJ 1968, 217; vgl. Hazewinkel-Suringa, zevende druk, p. 244), zou de rechter een dergelijke gevolgtrekking niet meer zijn toegestaan. Welnu i.c. is van een geestelijke minustoestand als zoeven vermeld niet sprake, zodat de rechter de algemene ervaringsregel kon laten gelden, en dat betekent i.c., dat ieder doorsneemens wel begrijpt, dat hij, als hij een ander geruime tijd op de hierboven beschreven wijze bij de keel vasthoudt, de kans, dat de dood intreedt zeer reeel is. Nu heeft de geeerde raadsman nog wel een beroep gedaan op het arrest van het Arnhemse Hof van 18 febr. 1932, NJ 1932, p. 565, inzake de Aaltense broedermoord (zie hierover ook Noyon-Langemeijer, zevende druk, II, p. 931), waar het Hof t.a.v. het bij de keel grijpen en gedurende enige tijd dichtgeknepen houden, ook al heeft dit de dood ten gevolge gehad, oordeelde, dat zulks nimmer voldoende zou zijn om opzettelijke levensberoving op te leveren, maar, daargelaten of de geconstateerde symptomen i.c. niet duidelijker wijzen op een langdurig bij de keel houden, m.a.w. of het feitelijk substraat wel identiek is, heeft Van Bemmelen (van Bemmelen-van Hattum II, p. 162) hierop niet ten onrechte pittige kritiek geleverd met een redenering gebaseerd op de zoeven vermelde ervaringsregels, welke hij (terecht, R.) ook neergelegd achtte in HR 23 juli 1937, NJ 1938, 869 (hier betrof het ‘t steken met een mes in iemands buik waarbij het gevolg, de dood, uiteraard voor de hand lag, en mitsdien ook het opzet daarop noodzakelijkerwijs gericht moest zijn). Zie voorts nog HR 11 nov. 1912, W. 9408 (ook een wurg-zaak) dat met ’s Hofs betoog eveneens moeilijk te rijmen is. Tenslotte noem ik nog HR 8 juni 1971, NJ 1972, 90, door de raadsman met een ander doel ook al aangehaald.

Middel II bevat onder a de klacht, dat niet redengevend voor het bewijs zou zijn de zoeven geciteerde passage waarin req. verklaart, dat hij bang werd en haar los liet, maar dat het toen al te laat was. Mij dunkt, dat de rechter deze passage in haar geheel genomen redengevend heeft kunnen achten voor het bewijs van het (opzet op het) langdurig vasthouden van de keel alsmede op de omstandigheid dat daardoor de dood zal zijn veroorzaakt: pas toen zich onheilspellende symptomen vertoonden liet req. los, niet eerder, waarbij req. toegeeft, dat dit moment te laat was. M.a.w. de rechter heeft deze passage kennelijk gezien als een indicatie betrekking hebbende op hetgeen gepasseerd was, en niet als duidende op een soort excuus (vrijwillige terugtred).

Ook de onder b geuite klacht miskent m.i., dat de rechter de betrokken passage in haar geheel genomen kennelijk heeft opgevat als een indicatie, dat het bij de keel grijpen en houden de fatale oorzaak is geweest.

Beide middelen niet aannemelijk achtend concludeer ik tot verwerping van het beroep.