HR 06-06-2003, 36075 Centrale antenne-inrichting

Your ads will be inserted here by

Easy Plugin for AdSense.

Please go to the plugin admin page to
Paste your ad code OR
Suppress this ad slot.

VN 2003 /34.16

HOGE RAAD, 6 juni 2003 , nr. 36  075

(Neleman, Monné, Van Amersfoort, Leemreis, Van Maanen)

 

Regeling

Art. 2 Wet BRV

Essentie

BELASTINGEN VAN RECHTSVERKEER

Overdrachtsbelasting. Kabelnet vormt onroerende zaak. Eigendom berust bij exploitant; niet bij gemeente

Samenvatting

Stichting C heeft voorheen in eigen beheer een zogenoemde centrale antenne-inrichting (CAI) geëxploiteerd. Bij schriftelijke overeenkomst van 28 december 1995 (hierna: de overnameovereenkomst) heeft de stichting de door haar geëxploiteerde CAI verkocht voor en overgedragen tegen een koopsom van f 8 910 437,50 (€ 4 043 380) aan de rechtsvoorganger van belanghebbende BV B. De datum van overname is daarin bepaald op 31 december 1995 te 24.00 uur. Volgens de overnameovereenkomst is BV B vanaf dit moment het volledige risico gaan dragen van de overgedragen activa. Op 26 maart 1997 heeft de inspecteur de bestreden aanslag opgelegd ter zake van de verkrijging van de economische eigendom van de activa, overeenkomsten, aansluitingen, vergunningen, en dergelijke van de centrale antenne-inrichting te Q. De waarde van de onroerende zaken zijn gesteld op f 10 000 000 (€ 4 537 802) (zie schrijven van 3 maart 1997). In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de inspecteur bevestigend.

Op beroep heeft het hof beslist dat de verkrijging door belanghebbende van de economische eigendom van de infrastructuur van de CAI een verkrijging is in de zin van art. 2, tweede lid, van de wet, zodat de inspecteur deze verkrijging terecht heeft belast. Uit deze rechtsoverwegingen vloeit tevens voort dat geen van de onderdelen van de infrastructuur van deze verkrijging is uitgezonderd.

In cassatie beslist de Hoge Raad dat Stichting C sedert de aanleg van de infrastructuur eigenaar daarvan is. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende bij de overnameovereenkomst de economische eigendom als bedoeld in art. 2, tweede lid, WBR heeft verkregen van de stichting. De economische eigendom betreft een onroerende zaak. Uit een en ander volgt de juistheid van ’s hofs slotsom dat belanghebbendes verkrijging van de economische eigendom van de infrastructuur belastbaar is, wat er zij van de gronden die het daartoe heeft gebezigd.

Tekst

Het geschil betreft de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting.

De hofuitspraak is van Hof ’s-Gravenhage, MK II, 2 maart 2002, nr. 98/3136.

Vaststaande feiten (ontleend aan de hofuitspraak)

3.1. De stichting Stichting C (hierna: de Stichting) heeft voorheen in eigen beheer een zogenoemde centrale antenne  inrichting (CAI) geëxploiteerd.

3.2. Bij schriftelijke overeenkomst van 28 december 1995 (hierna: de overname-overeenkomst) heeft de Stichting de door haar geëxploiteerde CAI verkocht voor en overgedragen tegen een koopsom van f 8 910 437,50 aan de rechtsvoorganger van belanghebbende BV B. De datum van overname is daarin bepaald op 31 december 1995 te 24.00 uur. Volgens de overname-overeenkomst is BV B vanaf dit moment het volledige risico gaan dragen van de overgedragen activa.

3.3. In de overname-overeenkomst is CAI in artikel 1, sub d, omschreven als: een inrichting of onderdeel daarvan, bestemd om met gebruik van kabels, kabelwerken, buizen, toebehoren of radioverbindingen tussen vaste punten, programma’s te verspreiden naar een of meer bij anderen in gebruik zijnde gronden, woningen dan wel niet tot woning dienende gebouwen of gedeelten van gebouwen, inclusief kabelnet. (…)

Your ads will be inserted here by

Easy Plugin for AdSense.

Please go to the plugin admin page to
Paste your ad code OR
Suppress this ad slot.

3.4. In de overname-overeenkomst zijn in artikel 2 de tot de overgedragen CAI (inclusief het kabelnet) behorende activa omschreven als, kort weergegeven, alle componenten van de infrastructuur van de CAI ten behoeve van de ontvangst en levering van radio- en televisiesignalen aan inwoners en bedrijven in de gemeente, alsmede de componenten ten behoeve van het geschikt maken voor distributie van signalen via het kabelnet.

3.5. Naast de activa zijn in de overname-overeenkomst nader aangeduide overeenkomsten, vergunningen en ontheffingen en dergelijke, voorzover rechtens mogelijk, aan BV B overgedragen.

3.6. Met betrekking tot de levering van de activa is in artikel 5 van de overname-overeenkomst onder meer bepaald:

“2. De activa zullen worden overgedragen in de staat waarin zij zich op de Overnamedatum bevinden met alle accessoire rechten en verplichtingen en voorts, wat eventueel onder de activa begrepen onroerende zaken betreft, met alle daaraan verbonden (privaatrechtelijke en overige) vergunningen, eventuele erfdienstbaarheden en andere zakelijke rechten en verplichtingen.

  1. De levering van roerende zaken en rechten vindt per Overnamedatum plaats door bezitsoverdracht, met inachtneming van de leden 5, 6 en 8 van dit artikel althans voor wat betreft de administratie, overeenkomsten en vergunningen.. De activa, die niet kunnen worden geleverd los van de zaken waarvan zij deel uitmaken (waaronder begrepen zaken die gelegen zijn in onroerende zaken die niet aan B BV in eigendom worden overgedragen) worden per de Overnamedatum slechts economisch geleverd.
  2. De Stichting verleent hierbij, voorzover zij daartoe bevoegd is, onherroepelijk volmacht aan BV B om desgewenst de levering van de juridische eigendom van de activa, die op de Overnamedatum slechts economisch zijn geleverd, of de vestiging van beperkt zakelijke rechten terzake van de hiervoor bedoelde activa om niet te bewerkstelligen en al datgene te (doen) verrichten wat terzake vereist mocht zijn. De hiermee gepaard gaande (notariële) kosten komen voor rekening van BV B. Voorzover de Stichting vorenbedoelde bevoegdheid niet heeft, zal zij zich er voor inspannen dat de betreffende volmacht wordt afgegeven door diegene die terzake wel bevoegd is.”

3.7. Onder artikel 14 is in de overname-overeenkomst onder “overdrachtsbelasting en omzetbelasting” onder meer bepaalde dat de kosten, verbonden aan de onderhavige eigendomsoverdracht, waaronder begrepen de eventueel verschuldigde overdrachtsbelasting, notariële kosten en omzetbelasting, betrekking hebbende op de overdracht van de activa, voor rekening van BV B komen.

3.8. De Stichting heeft als eigenares van het complex waarop en waarin zich het ontvangststation (kopstation) van de CAI bevindt, toestemming gegeven voor plaatsing en het gebruik hiervan. De exploitant van de CAI betaalt daarvoor geen vergoeding. Blijkens de overname-overeenkomst is de exploitatie van de CAI eveneens per 31 december 1995 te 24.00 uur door BV B overgenomen.

3.9. Het in het ontvangststation (kopstation) ontvangen signaal wordt via het kabelnet doorgeleid naar de ontvangers van het signaal. Dit kabelnet bestaat uit een kast van ongeveer een meter hoogte, waar de kabel doorheen loopt en waarin het signaal wordt verstrekt en verdeeld. De verdeelkasten verschillen uiterlijk weinig van deze versterkers. In de verdeelkast wordt een inkomende kabel vertakt. De kabelaansluitingen in de versterkers en de verdeelkasten kunnen vrij eenvoudig worden losgekoppeld.

3.10. De kabels (het kabelnet) liggen vrijwel geheel onder de grond. Voor veruit het grootste deel is deze grond in eigendom van de gemeente Q. De gemeente Q heeft de Stichting hiervoor haar toestemming verleend.

(…)

3.14. Op 26 maart 1997 heeft de Inspecteur de bestreden aanslag opgelegd. De Inspecteur heeft deze aanslag in de toelichting daarop als volgt gemotiveerd: “Op 28 december 1995 werd verkregen de economische eigendom van de activa, overeenkomsten, aansluitingen, vergunningen, en dergelijke van de centrale antenne-inrichting te Q. De waarde van de onroerende zaken zijn gesteld op f 10 000 000 (zie schrijven van 3 maart 1997). Op 29 december 1995 werd de wijziging van kracht van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. Met terugwerkende kracht tot 31 maart 1995 18.00 uur is belast met overdrachtsbelasting de verkrijgingen van de economische eigendom. Alsnog verschuldigd aan overdrachtsbelasting f 10 000 000*6% = f 600 000”.

Geschil (ontleend aan de hofuitspraak)

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de inspecteur bevestigend.

Overwegingen van het hof (ontleend aan de hofuitspraak)

7.1. Centraal in dit geding staat de vraag of artikel 2, tweede lid, van de Wet, te dezen toepassing dient te vinden. Dit tweede lid bepaalt, kort weergegeven, dat voor de toepassing van de Wet onder verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen, mede wordt begrepen de verkrijging van de economische eigendom.

7.2. Naar het oordeel van het hof dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord. Het hof neemt hierbij het volgende in aanmerking:

  1. tussen partijen is niet in geschil dat de in de overname-overeenkomst omschreven en aan belanghebbende overgedragen infrastructuur van de CAI hoofdzakelijk bestaat uit een kabelnet dat in de grond is gelegen die eigendom is van de gemeente Q.
  2. Dit brengt mee dat het kabelnet dient te worden aangemerkt als een werk dat duurzaam met deze grond is verbonden in de zin van artikel 3:3 BW samen met artikel 5:20 BW. Dit houdt in dat de gemeente Q, als eigenaar van de betrokken grond, tevens juridisch eigenaar is van dit kabelnet.
  3. Een relatief gering deel van het kabelnet is gelegen in particuliere grond onder meer om een aansluiting op het kabelnet voor abonnees mogelijk te maken. Door horizontale natrekking omvat de eigendom van het kabelnet van de gemeente Q tevens de eigendom van dit relatief geringe deel dat zich in of onder particuliere grond bevindt.
  4. De aan belanghebbende overgedragen infrastructuur omvat tevens het ontvangststation en de versterkers en verdeelkasten. Het eigendomsrecht van de gemeente Q met betrekking tot het kabelnet strekt zich mede tot dit onderdeel van deze infrastructuur uit. Deze onderdelen vormen een feitelijke en functionele eenheid met het kabelnet. Verder geldt ook hier dat deze onderdelen ten opzichte van het aandeel of de waarde van het kabelnet in de infrastructuur, van relatief geringe betekenis zijn.
  5. Hoewel het ontvangst- of kopstation van de CAI geplaatst is in, aan of op het gebouw van de Stichting D, doet dit geen afbreuk aan de juridische eigendom van de gemeente Q van het kopstation. Naar uit de on