KB 19-02-1993, AB 1993, 385 Eems/Dollardverdrag

Your ads will be inserted here by

Easy Plugin for AdSense.

Please go to the plugin admin page to
Paste your ad code OR
Suppress this ad slot.

AB  1993 , 385

KONINKLIJK BESLUIT

19 februari 1993

  1. 93.001471

 

Regeling

Gr.w art. 93; WRO art. 10; Eems-Dollardverdrag art. 48

Essentie

Rechtstreekse werking verdrag. [Gem. Delfzijl]

Samenvatting

Het plangebeid omvat onder meer een gebied dat door Nederland en de BRD wordt betwist. Voor dit gebied is het Eems-Dollardverdrag vastgesteld. Art. 48 van dit verdrag bepaalt dat met betrekking tot vraagstukken die niet uitdrukkelijk in het verdrag zijn geregeld, beide partijen in een geest van goede nabuurschap zullen samenwerken.

Art. 48 heeft geen rechtstreekse werking binnen de Nederlandse rechtsorde in de zin van art. 93 Gr.wt, doch niettemin is het een verdragsbepaling die voor de Nederlandse staat, en derhalve ook voor de gem. Delfzijl, bindend is.

Nu de BRD het tot stand brengen van een bestemmingsplan voor betwist gebied in strijd acht met het Eems-Dollardverdrag moet het door de gemeenteraad van Delfzijl aangevoerde, en niet zonder betekenis te achten, belang om te beschikken over een plan ingevolge art. 10 WRO wijken voor de verplichtingen voortvloeiend uit de naleving van het Eems-Dollardverdrag.

Tekst

Wij BEATRIX, enz.;

Beschikken bij dit besluit op het beroep ingesteld door de raad der gem. Delfzijl, tegen het besluit van GS van Groningen van 1 okt. 1991, nr. 14.414/1/40/B.10, RR, waarbij is beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan ‘De Eems en Dollard’ der gem. Delfzijl.

De Raad van State, Afdeling voor de geschillen van bestuur, gehoord, advies van 27 nov. 1992, nr. G01.91.0388.

Op de voordracht van Onze minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 febr. 1993, MJZ10293044, Centrale Directie Juridische Zaken, Afd. Algemeen Juridische en Bestuurlijke Zaken.

Overzicht van het geschil

De raad der gem. Delfzijl heeft in zijn openbare vergadering van 30 mei 1991 vastgesteld het bestemmingsplan ‘De Eems en Dollard’. Het besluit van de raad der gem. Delfzijl van 30 mei 1991 is aan dit besluit gehecht.

(…)

Overwegingen ten aanzien van het geschil

B en W van Delfzijl kunnen zich niet verenigen met de onthouding van goedkeuring door gedeputeerde staten aan het plangedeelte, zoals dat nader is aangegeven op de plankaart met rode omlijning.

Gedeputeerde staten hebben aan dit deel van het plan goedkeuring onthouden, omdat dit gebied behoort tot het gebied dat door Nederland en de Bondsrepubliek Duitsland (BRD) wordt betwist, voor welk gebied het vaststellen van een bestemmingsplan naar Duitse rechtsopvatting in strijd is met het Eems-Dollardverdrag van 1960.

Gedeputeerde staten zijn van mening dat het uit bestuurlijk oogpunt niet gewenst is dat voor het desbetreffende gebied een bestemmingsplan van kracht wordt.

Your ads will be inserted here by

Easy Plugin for AdSense.

Please go to the plugin admin page to
Paste your ad code OR
Suppress this ad slot.

Het plan heeft betrekking op het buitendijkse gebied van de gem. Delfzijl.

Het plangebied omvat onder meer gedeelten van de Eems en Dollard die behoren tot het zogenoemde betwiste gebied tussen Nederland en de BRD. Beide oeverstaten maken volkenrechtelijke aanspraken op dit gebied. Verder is het uit 1960 daterende Eems-Dollardverdrag vastgesteld onder de uitdrukkelijke handhaving van de wederzijdse rechtsstandpunten ten aanzien van het verloop van de staatsgrens in dit gebied.

De beide verdragsluitende partijen rekenen dit gebied dan ook tot haar grondgebied.

Voor het betwiste gebied gelden echter verdragsrechtelijke verplichtingen die ertoe leiden dat de Nederlandse wetgeving aldaar niet zonder meer van toepassing is.

Het voornoemde Eems-Dollardverdrag beoogt onder meer op een aantal terreinen gemeenschappelijke regelingen te treffen en biedt oplossingen voor situaties waarin zowel de Nederlandse als de Duitse wet toepassing zouden kunnen vinden.

Met betrekking tot vraagstukken die niet uitdrukkelijk in het verdrag zijn geregeld en die gemeenschappelijke belangen raken, bepaalt art. 48 van dit verdrag dat beide partijen in een geest van goede nabuurschap zullen samenwerken.

Art. 48 van het verdrag heeft geen rechtstreekse werking binnen de Nederlandse rechtsorde in de zin van art. 93 Gr.w, doch niettemin is het een verdragsbepaling die voor de Nederlandse Staat, en derhalve ook voor de gem. Delfzijl, bindend is.

Het voeren van een ruimtelijke ordeningsbeleid voor het betwiste gebied kan gerekend worden tot de vraagstukken waarop art. 48 betrekking heeft en met name ten aanzien van het vaststellen van een bestemmingsplan moet, gelet op de werking van een zodanig plan, art. 48 van toepassing worden geacht.

Met betrekking tot de vraag of een bestemmingsplan voor betwist gebied tot stand kan worden gebracht dient derhalve in een geest van goede nabuurschap tussen de Nederlandse en Duitse overheid te worden samengewerkt.

In dit verband dient nog te worden opgemerkt, dat op 30 maart 1976 een overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland is gesloten inzake samenwerking op het gebied van de ruimtelijke ordening.

In art. 1 van dit verdrag is bepaald dat de regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de regering van het Koninkrijk der Nederlanden met elkaar overleg plegen aangaande problemen van ruimtelijke ordening ten einde hun in ruimtelijk opzicht van belang zijnde plannen en maatregelen, vooral in de grensgebieden, op elkaar af te stemmen. Elk der partijen verklaart zich bereid op verzoek van de andere partij tot overleg over te gaan binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van een desbetreffend verzoek.

In art. 8 van deze overeenkomst welke een nadere uitwerking geeft van de verplichting neergelegd in art. 1 van vorengenoemd verdrag is bepaald dat nadere overeenkomsten over afzonderlijke in ruimtelijk opzicht van belang zijnde plannen en maatregelen kunnen worden gesloten tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden enerzijds en de bevoegde Duitse autoriteiten anderzijds.

Noch uit de stukken noch anderszins is gebleken, dat het onderwerpelijke plan een resultaat is welke is voortgevloeid uit de evenbedoelde overeenkomst.

Op grond van de stukken moet worden aangenomen dat de BRD het tot stand brengen van een bestemmingsplan voor betwist gebied in strijd acht met het Eems-Dollardverdrag.

Onder deze omstandigheden moet het door de gemeenteraad van Delfzijl aangevoerde, en niet zonder betekenis te achten, belang om te beschikken over een plan ingevolge art. 10 WRO wijken voor de verplichtingen voortvloeiend uit de naleving van het Eems-Dollardverdrag.

Hieruit volgt dat het beroep voor het overige geen bespreking behoeft. Mitsdien is het beroep ongegrond en dient de bestreden beslissing van GS van Groningen zij het deels om andere redenen te worden gehandhaafd.

Beslissing

Gezien de Wet RvS en de Wet op de Ruimtelijke Ordening hebben Wij goedgevonden en verstaan:

het beroep ongegrond te verklaren.